28 november 2025

Erasmix

Mediaplatform voor studenten

Interview met Farbod Fathinejadfard: “Het moet gedaan zijn met ons de hele tijd te koeioneren” 

Farbod Fathinejadfard is een Brusselse acteur, dichter en theatermaker. Hij is geboren in Iran en opgegroeid in het landelijke Assenede: “Dat is dicht bij Gent, in het hol van Pluto, waar er meer koeien en varkens zijn dan mensen.” Via zijn studies aan het RITCS belandde Fathinejadfard in Brussel, waar hij sindsdien is blijven plakken. Hij was al te zien in theaterstukken als Capsaicin (2016) of De bevrijding van het edelhert (2021). In 2018 debuteerde hij met zijn eigen theaterstuk Shiraz, tell me about the revolution.  

Onlangs kwam Farbod Fathinejadfard in de belangstelling toen hij een gedicht voordroeg in het Brussels parlement, dankzij ondervoorzitter Lotte Stoops (Groen). Zij maakte de helft van haar spreektijd vrij voor Fathinejadfard. We ontmoeten hem in Yves Wine Gallery, een wijnbar in hartje Brussel. Het is een plek waar hij vaak te vinden is, nippend aan een koffietje op het terras, terwijl hij in alle rust schrijft. 

Wat hoopte u te bereiken met het voordragen van dat gedicht aan het Brusselse Parlement? 
Farbod Fathinejadfard: “Een démarche. Een uitweg uit de stilstand, de politieke heisa: de Nederlandstaligen tegen de Franstaligen, de PS tegen de N-VA. De ene zegt dit, de andere zegt dat, en ze gaan allemaal voorbij aan wat wij Brusselaars nodig hebben. Ik wou geen applaus, tuurlijk niet. Ik denk dat het feit dat ze niet geapplaudisseerd hebben veel zegt: dat de boodschap is aangekomen. Dat ze geconfronteerd werden met de harde waarheid die uit de mond van een Brusselaar kwam. Ik stel echt niets voor in Brussel, hè. Er zijn mensen belangrijker dan ik, maar ik wilde hun gewoon laten weten dat, van de straatveger tot de hoogste ceo, wij respect verdienen. En dat het gedaan moet zijn met ons, burgers, de hele tijd te koeioneren.” 

Lotte Stoops heeft een deel van haar spreektijd afgegeven aan u. Had u verwacht dat een politica dat zou doen? 
“Ik vond het heel moedig. Ik dacht: wauw, eindelijk, iemand die spreekt binnen die marmeren zalen, binnen die grote paleizen waar die politici zitten. Dat vond ik bewonderenswaardig.” 
Jan Ducheyne (dichter en schrijver van onder andere Overuren in het niets) organiseert De Sprekende Ezels, dat is een poëzieavond in Cheval Marin aan Sint-Katelijne. Daarboven is er een klein zaaltje, en daar komen dichters, schrijvers, mensen met tekst, met een verhaal om dat te delen. Ik ga daar regelmatig naartoe, omdat ik als acteur mijn teksten graag test op mensen, op een publiek. Dus ik stond daar, met een tekst over Brussel, en Lotte Stoops was daar. Ze hoorde mijn tekst, en achteraf vertelde ze me dat ze voorzitter is van het Brussels parlement, en dat ze heel graag de tijd die ze kreeg wou halveren en aan mij wou geven. Dat gebeurt eigenlijk nooit, een parlement is protocollaire shit, hè. Het is zo’n stijve bedoening, waar alleen de voorzitter, de ondervoorzitters en de minister-president mogen spreken. Dat is zodanig dichtgetimmerd aan alle kanten, dat iemand zoals ik daar nooit een plek krijgt. Maar Lotte Stoops is radicaal. Zij heeft iets radicaals. Ze stond daar in haar functie als ondervoorzitter van het Brussels parlement en heeft mij haar tijd gegeven.” 

Je bent actief als dichter, maar hoe is dat precies begonnen? 
“Ik kom uit een poëtische en politieke familie. Ik ben in Iran geboren en was negen toen mijn moeder me naar België bracht. In Iran zat ik als kind heel vaak tussen familie en vrienden die in het geheim aan het dichten waren, en ook poëtische teksten voordroegen. Mijn grootvader was een politieke figuur onder de vroegere sjah, zijn functie is vergelijkbaar met een schepen hier. Dus ik kom uit een turbulente familie, uit een turbulent land. Hier in België heb ik heel vaak racistische, discriminerende shit meegemaakt. De keuze voor het theater, het woord, was daardoor evident voor mij.” 

Je bent vertrokken uit Iran toen je negen jaar was. Hoe is je band nu nog met het land? 
“Ik haal nog steeds inspiratie uit Iran, al kan ik er niet naartoe. Ik woon al 25 jaar in België maar heb nog steeds geen Belgische nationaliteit. Binnenkort vraag ik die wel opnieuw aan. Officieel ben ik geen Belg, geen Brusselaar, maar ik voel me dat wel. Mijn inspiratie komt uit Iran, uit de onrechtvaardigheid hier, maar ook uit licht, adem en liefde. Wat in Iran gebeurt, is erger dan hier, dat motiveert me.” 

Heeft u hoop dat uw woorden iets gaan veranderen? 
“Je hoopt het altijd, dat zelfs één iemand iets teweeg kan brengen. Ik heb het vooral gedaan uit respect voor de Brusselaars. Brussel is divers. Brussel is inclusief. Brussel is queer, kijk naar de Pride dit weekend. Brussel zijn de Brusselaars die Brussel maken. En niet de politici. Zij moeten zich schikken naar wat wij nodig hebben. Ze moeten zich schikken naar de taal van de straat. Het mag niet meer gaan over Nederlandstaligen en Franstaligen. Wat met andere talen? Ik bedoel, krijgen we ook ruimte om ons ding te zeggen? Het gaat altijd over Nederlandstaligen. Ik ben het zo beu als iets. Er zijn hier nog anderstaligen. Er zijn Marokkaanstaligen, Turkstaligen. Het moet ook daarover gaan. Want Brussel is fantastisch. Ik ben er klaar mee dat Jan en alleman op de stad bashen. Ik heb een boodschap aan die mensen: verhuis dan. Zo simpel is het. Als je in Brussel woont en je hebt de stad niet graag, of je zaagt en klaagt erover, dan kan je perfect verhuizen. Of je koopt een steen en kruipt eronder en je blijft.” 

U bent geen geboren en getogen Brusselaar, voelt u zich wel zo? 
“Ja, ja. Of je hier nu elf of één jaar woont, op een gegeven moment voelt iedereen wel van: ah ja, ik voel me hier wel thuis. Ik heb een fiets, dus ik fiets overal in Brussel. Ik ken de stad als mijn broekzak. Er is geen enkele wijk die ik niet ken. Tegelijk zijn er ook altijd diamantjes te vinden. Er zijn nog altijd plekken waar ik kom en denk: amai, dat is ook Brussel? Er is weinig respect van de politici voor de burgers, het begint wat uit de hand te lopen. Ze zijn overal bezig met besparingen. Het mag ophouden. Er zijn andere departementen waar ze kunnen besparen dan bij de burgers. Een onderwijzer die dagelijks in de klas staat, verdient evenveel respect als een CEO die duizenden mensen moet leiden. Daar gaat het dus over: studenten, commerçanten en iedereen die in Brussel komt, of het nu is om te studeren of om te werken, verdient respect.”