28 november 2025

Erasmix

Mediaplatform voor studenten

Stemmen van de Stad: waar Brussel dichters inspireert  

Poëzie heeft geen vaste plek in Brussel, maar ze duikt op waar je ze het minst verwacht. In cafés, op pleinen en tussen mensen groeit een literaire scène die leeft van de stad zelf. Een voormalig treinconducteur, een dichtende advocaat en een poëziemigrant vertellen over hun inspiratiebronnen tussen bomen en beton. 

Jan Ducheyne

Jan Ducheyne zit voor een groene muur in De Vismet, het visrestaurant achter de Sint-Katelijnekerk. Aan de muur hangt een ingekaderde tekening van vissen, alsof het menu zelf meekijkt over zijn schouder. De ruimte is helder en stijlvol, met wit linnen op de tafels, houten stoelen en een sobere klasse. Obers bewegen rond in witte hemden en zwarte broeken. Voor een visrestaurant valt vooral op wat je níét ruikt: vis. 

Ducheyne komt hier al 25 jaar. Twee keer per week schuift hij aan, aan zijn vaste tafel, voor of na sluitingstijd. Dan schrijft hij. Alleen, met zijn schrift, in een restaurant dat intussen aanvoelt als verlengstuk van zijn hoofd. “Ik woon niet alleen in Brussel”, zegt hij. “Ik woon vooral in mijn hoofd.” 

Ducheyne groeide op in Oostende. Na 39 jaar ruilde hij de frisse zeelucht in voor de bruisende hoofdstad. “Voor de liefde”, zegt hij zelf. Hij ruilde zijn job als treinconducteur in voor een leven als fulltime dichter. Dat hij ooit treinconducteur was, vindt hij achteraf gezien vooral grappig en een beetje belachelijk. “Het paste totaal niet bij wie ik ben.” Op een dag liet hij zelfs een internationale trein met 45 minuten vertraging vertrekken. Hij was verdiept in een boek en verloor de tijd uit het oog. 

Als dichter wil Ducheyne poëzie toegankelijk maken voor iedereen. Daarom deelt hij zijn gedichten – in het Nederlands én het Frans – uit aan daklozen. Die begrijpen vaak niet waarom hij dat doet, zegt hij, maar voor Ducheyne is het net daarom van betekenis. Toch was het pad naar dichter niet vanzelfsprekend. Vijftien jaar lang worstelde hij met wat hij het “Jimi Hendrix-complex” noemt. “Als ik andere dichters bezig zag, verloor ik de moed. Ik ben niet de intellectueel die een bundel volhoudt over één onderwerp. Ik zal nooit de Jimi Hendrix van de dichters zijn, maar ik ben wel mezelf en daar heb ik nu vrede mee.”  

Vandaag is hij dankbaar dat hij op zijn 46ste met ‘pensioen’ kon gaan. Voluit leven, schrijven, en eten in de Vismet – dat is nu het plan.  

  

Jonas Deryckere  

Jonas Deryckere staat op het Flageyplein, met zijn appartement aan de ene kant en zijn advocatenkantoor aan de andere. Door zijn dagelijkse oversteek, zag hij niet alleen de buurt veranderen, maar ook zichzelf. De fonteinen, mensen onderweg naar hun werk, kinderen die wachten op de bus, oude mensen in een bruine kroeg en zelfs eens tientallen tentjes van asielzoekers die op het plein verzameld hadden. Hij zag het allemaal passeren en helpt hem allemaal met zijn denkproces.  

Deryckere groeide op in een West-Vlaams dorp. De velden ruilde hij in voor drukke straten en plat West-Vlaams werd een mengeling van Nederlands, Frans en een hoop vreemde talen. Hij begon hier te werken als advocaat, maar voelt dat schrijven een aangeboren passie is. 

Een dichtende advocaat, lijkt een ongewone combinatie. Hij voelt zich dan ook een outsider op beide vlakken. Hij vindt het gek wanneer mensen hem “dichter” noemen. Ondanks dat hij met gemak een pleidooi kan geven, vindt hij gedichten voordragen een heel ander paar mouwen. Hij schrijft ook niet per se om gedichten uit te brengen, maar eerder uit noodzaak: “Gedichten schrijven is voor mij een manier om dingen te verwerken”, vertelt hij. Daarnaast is hij zich ervan bewust dat advocaten op een tegenovergestelde manier als dichters te werk gaan. Al ziet hij ook enkele gelijkenissen. “We schrijven enorm veel met de hand”, vertelt hij. “We zijn ook continu bezig met het verwoorden van moeilijke onderwerpen en komen in aanraking met heftige gebeurtenissen. Dat zet je allemaal aan het denken.” 

De rustige en iets wat verlegen advocaat-dichter die zich overal een buitenbeentje voelt, voelt zich dan weer wel helemaal op zijn plaats in Brussel. “De rust van mijn appartement, compenseert de drukte van Flagey, daar hou ik van.” Brussel is voor Deryckere ondertussen echt zijn thuis geworden en dat zal niet snel veranderen. “Ik wil hier niet meer weg”, zegt hij.  

  

Mamadou Bilo Diallo

Mamadou Bilo Diallo werkt als ober in een fel verlicht, futuristisch restaurant in Brussel. De zwarte metalen stoelen zijn strak, de muren baden in blauw, paars en roze neonlicht. Brussel is voor hem een plek vol nieuwe ideeën, maar vooral de mensen die Brussel maken tot wat het is, vormen zijn grootste bron van inspiratie. Die vindt hij hier in het restaurant waar hij werkt, Gomu. 

Mamadou is 19 jaar. Hij woont al een jaar in België, waar hij onder de naam Ambe langzaam maar zeker zijn plaats verovert op het Brusselse slam-podium. Zijn stem is zacht en zijn blik zelfverzekerd. Als hij begint te praten rijmen zijn zinnen bijna vanzelf. “Ik ben wat nodig is, wanneer het nodig is”, zegt hij. “Zoals water neem ik de vorm aan van waar ik ben.”   

Diallo groeide op in Guinee, in West-Afrika. Daar begon hij met schrijven zonder dat hij het poëzie noemde. Het waren korte rijmpjes die hij deelde op WhatsApp. Zijn huidige teksten draaien altijd rond hetzelfde vertrekpunt: le vécu. De geleefde werkelijkheid. Zijn eigen verhaal, zijn omgeving, zijn blik en die is scherp. Hij schreef zijn eerste officiële slam-gedicht over kindhuwelijken in Guinee. Het was iets wat hij vaak in zijn omgeving zag gebeuren. Hij focust zich niet op cijfers of statistieken, maar op verhalen die meisjes hem in vertrouwen vertellen. “Ze noemden me hun psycholoog. Ze vertelden mij dingen die ik niet kon negeren.” 

Over zijn vertrek uit Guinee praat Diallo liever niet letterlijk. In plaats daarvan slamt hij erover. Wat hij wel zegt: hij kwam alleen en zijn familie bleef achter. Een moeilijke keuze, maar hij is blij om hier te zijn. In de stad van zijn grote voorbeeld: Jean-Claude Van Damme. “Hij zei ooit: ‘Ik ben niet bang om mezelf belachelijk te maken.’ Dat inspireert me.” 

Diallo blijft schrijven op en naast zijn werk. Terwijl hij tafels bedient, heeft hij in zijn hoofd al zinnen klaar en ziet hij de toekomst. “Soms denk ik: later, als ze mij op TV zien, zullen ze zeggen: ‘Die jongen heeft mij ooit bediend.’ En dat geeft mij kracht en moed om door te gaan.”