Eric Goens staat bekend als een scherpe interviewer in onder andere Het Huis op Eén. Zijn professionele pad is gekend, maar over Goens als persoon is niet zo veel geweten. Ik zit aan de keukentafel van Het Nieuwshuis wanneer Goens binnenkomt met een medewerker, druk in conversatie over de 1,2 miljoen mensen die naar de eerste aflevering van het vijfde seizoen van Het Huis hebben gekeken. ‘Fantastisch, en dat voor een dinsdagavond’, zegt hij terwijl hij een kop koffie vult om wakker te worden. Hij komt tegenover me zitten en stelt meteen enkele vragen. ‘Beroepsmisvorming’, zegt hij al lachend.
door Nikita Goossens, foto’s Het Nieuwshuis
Als Goens naar mijn dromen polst, vraag ik of zijn droom om journalist te worden sinds zijn achtste nooit is veranderd en we zijn vertrokken voor een uur van zijn kostbare tijd.
“Nee, dat is heel raar als ik dat achteraf bekijk. Mijn ouders hadden een krantenwinkel. Het zal een beetje het verhaal van de kat en de melk zijn geweest. Ik heb jarenlang alles gelezen wat er te lezen viel. Er is nooit een andere optie geweest en dat was eigenlijk niet fijn omdat je je er dan heel erg van bewust bent dat als dat niet lukt, je gedoemd bent om eeuwig ongelukkig te zijn.
Ik ben in Nederland gaan studeren en daar werken ze met het vreselijke principe van loting. Er waren zeshonderd gasten die zich aangemeld hadden en er mochten er tweehonderd beginnen. Ik werd als, ik vergeet het nooit, 242ste uitgekozen. Dan heb ik elke dag gebeld naar die school om te vragen of ik al op de 241ste plaats stond, want er zijn er altijd die afvallen. Ik ben elke dag blijven bellen en plots belden ze zelf met de vraag: ‘Wil je toch nog komen?’ Ja, Natuurlijk! What else? Ik vermoed dat diezelfde halsstarrigheid waarmee ik vandaag mijn gasten in Het Huis achterna jaag, er toen al inzat. Ik heb nooit gevraagd hoe het komt, no questions en gaan.
Toen ik 25 was, wilde ik ook volledig doen wat ik vandaag doe. Als het dan uiteindelijk lukt, vind je een soort van (aarzelt) rust is een groot woord want op rust ga je mij niet snel betrappen, maar wel een soort bestendiging. Dit is wat ik wilde doen en als ik het mag doen, wil het ook wel zeggen dat ik het misschien wel een beetje kan. Het is heel fijn om alles te zien samen komen. En een bedrijf leiden en creatief bezig zijn en met mensen werken en programma’s maken met impact. Ja dat is the best of all worlds. Wat dat betreft kan ik alleen maar jaloers zijn op mezelf.”
U heeft journalistiek gestudeerd in Tilburg en Politieke Wetenschappen in Parijs. Buitenlandse studies waren nochtans nog niet zo ingeburgerd toen. Waren uw ouders daar dan direct voor te vinden?
“Zeker niet. Erasmus+ bestond nog niet dus ik heb alles zelf moeten betalen. Ik heb er in het middelbaar ook nogal een potje van gemaakt. Ik heb Latijn-Grieks gevolgd, maar vijftig procent was voor mij voldoende. Niemand heeft mij ooit kunnen overtuigen van het belang van fysica of scheikunde. Ik moest en zou journalist worden. In het vierde, vijfde en zesde middelbaar had ik steevast zes, zeven of acht buizen het eerste trimester voor de dingen die mij niet interesseerden. Godsdienst bijvoorbeeld… bah. Dan was dat werken en sleuren om er met de hakken over de sloot door te geraken. Ik werd ook afgekeurd voor het hoger onderwijs in België. Mijn ouders vonden dat niet echt geweldig en voor het eerste jaar in Tilburg zeiden ze: ‘Als je dat wil doen, betaal je het maar zelf’. Dat is gelukt. Tijdens mijn hogere studies heb ik trouwens nooit een buis gehad hoor dat was echt mijn ding en mijn snelweg naar de journalistiek.”
Herkent u dat slabakken voor bepaalde vakken bij uw eigen kinderen?
“Niet echt. De jongste twee zijn zeven en negen (Rik en Julia, nvdr) en daar ging het ook bij mij nog goed. De oudste twee (June (21) en Lou (24), nvdr) zijn heel toegewijd dus dat zal mijn eigen afwijking zijn.”
Wanneer uw jongste zoon afstudeert zal u ongeveer zestig jaar zijn. Vindt u dit erg?
“Nee hoor! Ik heb daar wel bij stilgestaan. Toen ik negentien was, vond ik mensen van vijftig oud. Dat was toen ook echt zo: als je vijftig jaar geleden vijftig of zestig jaar werd, liep je al rond met een stok. Maar mijn generatie, die de hele technologische omwenteling heeft meegemaakt, staat een stuk alerter in het leven. Ik denk niet dat mijn zoon denkt dat hij een oude papa heeft, hij vindt mij gewoon een zotte papa (lacht). Ik zie heel veel mensen rondom mij die de trein missen wanneer ze dertig zijn. Ik was 42 toen ik mijn jongste zoon kreeg.”
U zei in een interview met Stef Selfslagh van De Morgen dat u een grote angst heeft voor de dood. Is die gegroeid door de lijdensweg van Marieke Vervoort te zien?
“Nee, dat staat er los van. Ik ben al mijn hele leven bang voor de dood. Mijn zoon heeft dat ook: ‘papa wat gebeurt er als je niet meer leeft?’ vraagt hij vaak. Het is moeilijk om ermee om te gaan. In het geval van Marieke was dat heel lastig omdat er een grote onrechtvaardigheid in zit. Ze leefde enorm graag en hard. Het grote onrecht is dat je mensen hebt die kerngezond zijn en geen zin hebben in het leven en mensen die niks liever willen. Dat maakte het heel lastig.”
In 2010 bent u uw mama verloren door een ongeluk.
“Het maakt deel uit van het leven en je maakt wel vaker een overlijden mee maar er zijn er een aantal die aan je blijven kleven. Natuurlijk heeft het overlijden van mijn moeder dat bij mij meer dan dat van Marieke, maar het zit wel in dezelfde belevingssfeer. Je kan best vrede hebben met het overlijden van iemand die 88 jaar is en een rijk leven heeft geleid, all good things come to an end. Ik denk dat er dan in veel hoofden, als het verdriet eenmaal is weggeëbd, een herinnering met een soort van glimlach komt.
Maar mijn moeder was zestig. Je staat er niet bij stil dat wanneer iemand zestig jaar is, kan komen te gaan. Net als de ouders van Marieke er niet bij stilstonden, ook al werd er al heel lang over gepraat. Het kruis dat die papa en mama moeten dragen is onmenselijk groot. Als je nageslacht creëert dan hoort dat nageslacht niet te gaan voor diegenen die voor het nageslacht hebben gezorgd. Ik heb er zelf vier rondlopen… Ik ben een zeer overtuigd atheïst. Ik weet gewoon dat het aan het einde echt het einde is. Toch zorgt het gegeven dat het een soort eindigheid is niet voor onrust want we zullen er dan geen last meer van hebben, maar het zorgt wel voor een soort van ‘het moet nu gebeuren’.
Je hebt zeven hoofdzonden, maar de grootste hoofdzonde voor mij is om niet ten volle te genieten van het ongelooflijke cadeau dat we hier krijgen. Het is een beetje een raar cadeau want je weet op voorhand nooit hoe groot het is. Is het 88, 40 of 50 jaar? Dus in afwachting van is het mijn moral duty om er zo veel mogelijk uit te halen.”
Nog geen jaar na haar overlijden kwam dan dat ontslag bij VTM. Was dat een zware periode?
“Nee echt niet! Ik was al een tijd aan het denken dat ik dit te lang heb gedaan. Ik wilde wel een redactie aansturen maar dat ging dan ten koste van mijn eigen creatieve output. Tegelijkertijd zit je een beetje in een gouden kooi, niet financieel, maar je maakt engagementen met de mensen met wie je dingen uitstippelt over programma’s. Het is een beetje zoals het uitmaken met je lief, het is nooit een goed moment. Het klinkt misschien raar maar ik ben VTM eigenlijk wel dankbaar dat zij de stekker eruit hebben getrokken op zeker ogenblik. Ik weet nog dat ik tegen iedereen zei dat het voelde als een opluchting. Er keken er een paar mij meewarig aan en er waren er een paar die zeiden dat ik mijn klop nog wel ging krijgen. Op de duur begin je achter de hoek te kijken of er niemand met de hamer staat, maar ik heb die klop nooit gekregen. Het eigenlijke ontslag voelde wel als een onwaarschijnlijke nederlaag. Er wordt wel tegen je gezegd: ‘Bedankt, maar niet tot ziens’, dus dat blijft een heel ontnuchterend iets. Er is iets in mij dat het heel erg op mezelf betrekt dus je gaat jezelf wel helemaal ondersteboven keren en jezelf in vraag stellen, maar het is nooit van die aard geweest dat ik dacht: ‘Oei hier houdt het dan op’. Nee helemaal niet.”
Bij VTM heeft u uw huidige vriendin ontmoet, er is dan toch ook echt iets heel positiefs uitgekomen. Was u op dat moment op zoek naar nieuwe liefde?
“Er is een ongeschreven regel die zegt dat je geen relatie mag beginnen op de werkvloer, dat zei de toenmalige CEO. Ik zei dan: ‘daar kan ik in meegaan, maar kan je er dan voor zorgen dat de ideale vrouw zich ‘s morgens voor halfacht of ‘s avonds na halftien op een of andere manier aandient?’ Ik vertrok voor dag en dauw naar het bureau en ik zat daar tot heel laat. Ik was gescheiden en als je veertien tot vijftien uur zit te werken, heb je ‘s avonds niet zo iets van: ‘Dancing high street, hier komen we!’. Nee natuurlijk niet. Dan werk je heel intensief samen en dan ontstaat daar iets heel moois. Dat het niet hoort, vind ik vandaag allemaal niet erg. We zijn nu veertien jaar samen.”
Kan u wanneer u naar huis gaat uw werk achterlaten?
“Ik ben daar altijd mee bezig, dat is gewoon wie ik ben. Als ik thuis ben en er dient zich iets aan, dan doe ik dat. Ik vind het niet vervelend. Ik zit ‘s avonds met heel veel beroepsmisvorming naar televisie te kijken. Je kan moeilijk zeggen dat je heel erg gepassioneerd bent door alles wat nieuws, wereld en maatschappij is en ‘s avonds om acht uur dat knopje uitzetten. Dat gaat niet want dan mis je heel veel.”
Voelt uw huis ook echt als een thuis?
“Ja absoluut, maar de plek waar die thuis staat is voor mij niet zo belangrijk. Ik heb in Koksijde gewoond, in Gent, in Brussel… De zee heeft natuurlijk nog altijd mijn voorkeur, maar ik ga er nog veel te weinig naartoe. Ik ben ook niet vaak thuis. Ik vrees dat als een domiciliëring zou impliceren dat je – ik zeg maar – tweehonderd dagen verplicht op je thuisadres moet overnachten, ik dakloos ben. Het enige wat ik nodig heb, is rust. Ik wil niet in een stad leven. Waarschijnlijk is dat dan wel het evenwicht met het professioneel bestaan dat ik leid. We hebben wel wat beesten. Nu gebeurt dat minder en minder, maar vroeger was mijn meest geweldige vorm van ontspanning dikwijls zelfs ’s nachts om 1 u de stal gaan uitmesten. Dat is een soort rust die je niet vindt in een of andere fancy loft in het centrum van een veel te bruisende stad, want dan ga ik mee bruisen. Als mensen vroeger vroegen waar ik woonde, zei ik altijd: ‘Aan het einde van de wereld rechtsaf’. Ik vind dat een mooie plek om te wonen. In wezen ben ik een eenzaat. Mijn agenda is ook gewoon – raar maar waar – leeg. Dat is mijn rust. Mensen vragen mij vaak hoe ik tot rust kom, maar ik wil die vraag stellen aan mensen met een propvolle sociale kalender. Ik ga naar geen enkel feestje. Niet één en er zijn er wel wat in de media. Ik sta mij stierlijk te vervelen na tien minuten en dan denk ik: I don’t wanna be here.”
Hoe kijkt u naar de mediasector?
“Ik was een week aan het werk bij Panorama, een soort Humo-achtig iets, toen ik mijn allereerste stuk ooit heb gemaakt. De hoofdredacteur riep mij bij zich en zei dat ik een pittig stukje moest maken over hoe de bekende medemens Nieuwjaar viert. Jezus Christus, ik denk dat ik die dag met zeventig tot tachtig mensen heb gebeld om een lullig stukje te maken. Van als de mensen die ik heb gebeld was zeker de helft zo boertig dat ik dacht: ‘Djeezes in wat voor stiel ben ik hier beland?’ Dat is echt een keymoment geweest in hoe ik vandaag naar die sector kijk. Er lopen nogal wat diva’s rond. Ik ben niet altijd de simpelste mens maar het aller-, aller-, allerlaatste dat ze mij kunnen aanwrijven is dat ik een diva zou zijn, Jezus Christus. Again, God knows dat er veel rondlopen.”
Heeft u daardoor een dikkere huid gekregen?
“Dat is makkelijk gezegd. Al die mensen die zeggen dat ze een dikke huid hebben, zijn zich vooral aan het afschermen van het uiteindelijk flinterdunne vliesje dat over hun benen loopt. Je kan je daar niet voor afsluiten. Een of andere trol die weer een mail stuurt, je kan wel denken dat het een idioot of een zwakzinnige is, maar natuurlijk komt het binnen. Ik denk niet dat er iemand met veel plezier naar de schandpaal ging. De schandpalen vandaag zijn alle sociale media. Het is eigenlijk het vermelden niet waard maar gisteren schreef een linkse trol dat de uitzending van Het Huis met Theo Francken het ultieme bewijs was van de debilisering van de Vlaamse televisie. En dan denk ik: ‘Gijse theepot, ge hebt nog niks gezien, ge zijt eigenlijk even onverdraagzaam als die rechtse trollen!’. Het is zo gratuit geworden. Ja, als ze ergens kassa vier rek twee dik vel hebben liggen dan mogen ze een portie bestellen maar dat kan niet denk ik.”
U komt heel rustig over, maar kookt u soms vanbinnen van zulke opmerkingen?
“Ik ventileer heel veel en ik doe dat in alle rust. Ik roep niet ofzo. Mijn sterkste wapens zijn mijn pen en mijn mond, die liggen in het verlengde van elkaar. Dat ik iemand, als het echt nodig is, geweldig kan neersabelen met drie welgemikte zinnen recht in de ballen. Het voordeel is dat je dan rustig kan blijven en tegelijkertijd weet je dat het misschien wel veel meer impact heeft dan dat je daar staat te brullen of tieren. Rust is de best mogelijke aanvalstechniek die je kan gebruiken.”
De biechtkamer zit niet meer in Het Huis, maar heeft u nog een laatste zonde?
(Lacht en zegt aan medewerker Killyan, die net binnen is gekomen voor een kop koffie, dat hij die vraag mag beantwoorden. )‘Heb je even?’, vraagt Killyan aan mij. ‘Hij kent helemaal niet veel van voetbal’.
‘Dat is geen zonde, dat is vluchtgedrag Killyan’, zegt Goens. ‘Hij heeft altijd het laatste woord’, zegt Killyan. ‘Dat is wel zo’, beaamt Goens. Hierbij krijgt hij dus ook het laatste woord.
Meer verhalen
Acteur en politicus Walter De Donder: “Het drukke leven is mijn elixir”
“Ik geniet van de kleine dingen in het leven”
Nina Rey: “Ik heb de laatste jaren heel hard aan mezelf gewerkt”